De verhalen over leven met een onzekere gezondheid liggen voor het oprapen. Deze week letterlijk, als mijn man en ik samen naar huis lopen met volle boodschappentassen.
In de verte zien we ze midden op straat staan: een jonge vrouw en een man die iets ouder is dan ik. Ze ondersteunt hem. Zijn elektrische fiets ligt op de grond.
“Kunnen jullie zijn fiets overeind zetten?”
Terwijl ik bezig ben, hoor ik haar vragen: “Weet u het zeker?”.
Hij knikt. “Als ik er eenmaal op zit, dan gaat het wel.”
Ik geef hem zijn fiets aan.
Zijn been wil niet. Bij de derde poging krijgt hem erover, maar niet ver genoeg. Nu zit hij op zijn bagagedrager. We kijken benauwd toe – bang dat hij valt en iets breekt. Hij probeert zijn onwillige been in beweging te krijgen. Uiteindelijk lukt het hem. Hij zit op het zadel.
“Weet u het echt zeker?” vraagt de vrouw.
“Ja, ja,” zegt hij, “Ik woon vlakbij. Komt er niemand aan?”.
Wij kijken achterom en schudden nee. Hij probeert af te zetten, slingert over de weg en komt na twee meter weer tot stilstand. Hij probeert het opnieuw.
“Dit kan toch niet?” De vrouw kijkt me vertwijfeld aan.
“Ik moet eigenlijk naar het station, ” gaat ze verder. “Mijn trein vertrekt zo.”
We kijken naar de man.
“Dit kan toch niet?” zegt ze nog een keer.
“Mijn moeder wil per se met een gebroken arm zelf de was de trap op en af dragen,” zeg ik.
De man is opnieuw tot stilstand gekomen.
“Ga maar,” zeg ik tegen de jonge vrouw. “Wij wachten wel even.”
De man is intussen weer tot stilstand gekomen. Hoe dichtbij hij ook woont, hij gaat niet veilig thuiskomen zo. Hij is nog geen tien meter verder.
“Ik ga het nog een keer vragen, ” zeg ik tegen mijn man en loop naar hem toe.
“Meneer, weet u zeker dat u geen hulp wilt?” vraag ik.
“Nee,” antwoordt hij, “het gaat niet.”
Hij probeert van zijn fiets te stappen, maar verder dan zacht vallen lukt niet. Ik ga op mijn hurken naast hem zitten.
“Hebt u een bekend medisch probleem?” vraag ik.
“O ja,” zucht hij, “Ik heb MS, al jaren, maar nog nooit was het zo erg.”
Geen 112 dus.
“Zullen we u met de auto thuisbrengen?” vraag ik.
Hij knikt.
Ik kijk naar mij man. Hij knikt ook, en draait zich om, richting huis.
“Tien minuutjes,” zeg ik tegen de man. “Laten we kijken of we u iets comfortabeler kunnen maken.”
Ik raap voorzichtig zijn fiets die nog tussen zijn benen ligt op en zet hem op een lege parkeerplaats. De man gaat overeind zitten, in kleermakerszit.
“Kan ik de komende tien minuten iets voor u doen?”
Hij schudt zijn hoofd. “De neuroloog weet het ook niet.”
Ik leg mijn boodschappen tas op de parkeerplaats en ga tegenover hem zitten, ook in kleermakerszit.
Een man stopt en vraagt of we hulp nodig hebben. Ik schud mijn hoofd: “We hebben het onder controle.”
“Weet u het zeker?” vraagt hij.
“Heel zeker,” zegt ik.
Ik kijk de man aan. “Gelukkig zijn er zoveel aardige mensen. Maar zullen we tegen de volgende zeggen dat we van Extinction Rebellion zijn?”
“Dan moeten we wel even onze handen vastplakken,” grinnikt hij.
Even is hij stil.
“Ik vind het zo heerlijk om ’s avonds nog een stukje te fietsen. Maar dat had ik vandaag beter niet kunnen doen.”
“De hele dag binnen zitten lijkt me ook geen leven.”
“Ik dacht dat het wel zou gaan. Dit is nog nooit gebeurd.”
“Deze ziekte is onvoorspelbaar hè.”
Hij veegt een traan weg en zegt: “Soms is het gewoon kut.”
Ik knik.
We praten verder tot mijn man met de auto arriveert. Ik loop met zijn fiets naar zijn huis. Het is inderdaad vlakbij. Als ik aankom, komt zijn vrouw me tegemoet. Ze bedankt me. Hij zit op een bankje naast het huis. Ze zijn aangeslagen. Ik geef hem een hand en wens hem toch nog een fijne avond.
Op weg naar huis loop ik te mijmeren. Leven met een onzekere gezondheid, met een onvoorspelbare ziekte. Soms is het gewoon kut. Ik hoop dat hij het vertrouwen vind om zelf op pad te blijven gaan, per fiets of op een andere manier, met de zekerheid dat er altijd mensen zijn die je willen helpen als het even niet lukt.
Mijn nieuwe boek ‘Mijn vriend Damocles‘ over leven met een onzekere gezondheid is nu te bestellen.